9 oktober 2020
De marktrente bestaat niet
Het Kifid heeft recentelijk bekend gemaakt dat de behandeling van een deel van de klachten over variabele rentes bij doorlopende kredieten voorlopig wordt aangehouden.
Bij de behandeling van klachten heeft het Kifid eerder geconcludeerd dat de consument mag verwachten dat de rente op een doorlopend krediet gedurende het contract in de pas blijft lopen met de 'relevante marktrente'. In dit blog ga ik niet in op de juistheid van de conclusie van het Kifid ten aanzien van de veronderstelde door de 'relevante marktrente' gedicteerde bewegingsvrijheid bij het rentebeleid van aanbieders. Daaraan zal ik in een later blog aandacht besteden.
Dit blog ziet toe op de onvolkomenheden in, en de ongewenste uitwerking van de 'relevante marktrente' zoals die door het Kifid is vastgesteld over de achterliggende jaren.
Het Kifid is van mening dat: "De gemiddelde rente in de markt weerspiegelt de wijze waarop de krediet-aanbieders op de relevante kredietmarkt omgaan met de actuele ontwikkelingen die van belang zijn voor het bepalen van de hoogte van de kredietvergoeding. Die ontwikkelingen betreffen niet alleen Euribor-tarieven, maar evenzeer andere factoren, zoals liquiditeitsopslagen, kapitaaleisen, risk based pricing of concurrentieoverwegingen.". Deze definitie lijkt een juiste weergave. De definitie bevestigt dat verschillende factoren uiteindelijk leiden tot het rentetarief dat aanbieders in rekening kunnen brengen bij hun klanten. Hierbij zijn overigens ook de operationele kosten van aanbieders nog relevant.
Gezien het dwingende karakter dat het Kifid verbindt aan het rentebeleid van individuele aanbieders in relatie tot de ontwikkeling van de gemiddelde rente in de markt, mogen hoge eisen worden gesteld aan de benchmark die de ontwikkeling in de marktrente dient te weerspiegelen.
Voor de ontwikkeling van de marktrente vanaf juni 2010 hanteert het Kifid als bron de cijfers van DNB rond uitstaand saldo en en in rekening gebrachte rente bij doorlopende kredieten.
Er zijn verschillende zwaarwegende bezwaren tegen het hanteren van deze maatstaf.
De door DNB gerapporteerde cijfers zien toe op een beperkt deel van de markt. In december 2013 (toen de laatste cijfers over de volledige markt door het CBS beschikbaar werden gesteld) vormde het door DNB gerapporteerde deel slechts 38% van de totale markt voor doorlopend krediet. Nu zal dit aandeel nog lager liggen. Het marktaandeel van de grootbanken in de totale doorlopend kredietportefeuille laat namelijk al meerdere jaren een dalende trend zien. De maatstaf die het Kifid hanteert is dan ook onvoldoende representatief voor de gehele markt. Deze beperkte en steeds kleiner wordende representatie zou niet problematisch hoeven te zijn als de DNB-cijfers in voldoende mate correleren met de cijfers voor de volledige markt (de CBS-cijfers). Dit is echter niet het geval. In onderzoek dat in opdracht van het Kifid is uitgevoerd, is vastgesteld dat sprake is van co-integratie tussen de DNB-cijfers en de CBS-cijfers; er is echter geen correlatie aanwezig tussen de DNB-cijfers en de cijfers die vanuit het CBS tot en met 2013 beschikbaar zijn rond de ontwikkeling van de rente. Met andere woorden: de gekozen maatstaf voor de 'relevante marktrente' is onvoldoende representatief en weerspiegelt in onvoldoende mate hetgeen beoogd wordt te meten, namelijk de ontwikkeling van de gemiddelde rente van de volledige markt voor doorlopend krediet.
De maatstaf die door het Kifid wordt gehanteerd, leidt aanvullend tot bijzondere en ongewenste neveneffecten. Omdat in de maatstaf slechts een zeer beperkt aantal aanbieders is vertegenwoordigd, heeft een aanpassing door 1 van deze aanbieders direct effect op de 'marktrente'. Dit is ook terug te zien in de DNB-cijfers. In september 2015 daalde de 'martkrente' met 0,6% door een tariefsaanpassing van 1 van de grootbanken. In de redenering van het Kifid zouden alle andere aanbieders deze verlaging ook hebben moeten doorvoeren. Anders zouden zij immers de 'marktrente' niet meer volgen. Een directe consequentie van de gehanteerde maatstaf. Andersom geldt bij de gekozen maatstaf dat 1 van de andere grootbanken de ontwikkeling van de marktrente kan 'neutraliseren'. Als aanbieder A de rente verhoogt en aanbieder B de rente vervolgens verlaagt is de 'marktrente' overanderd. Aanbieder A zal dan de verhoging weer moeten terugdraaien, want deze sluit niet meer aan bij de 'marktontwikkeling'. Het aantal aanbieders dat is vertegenwoordigd in de benchmark van het Kifid is simpelweg te klein om ongewenste mededingingseffecten ten gevolge van de benchmark uit te sluiten.
Bij het vaststellen van de benchmark is te veel de focus gelegd op het aspect van publieke beschikbaarheid van cijfers rond de ontwikkeling van de marktrente. Begrijpelijk vanuit transparantie-perspectief; tegelijkertijd heeft deze focus geleid tot het vaststellen van een maatstaf die niet representatief is, en een ongewenste uitwerking heeft in de vorm van geforceerde marktwerking.
Kortom: De marktrente bestaat niet.
Relevante achtergrondinformatie:
De recente berichtgeving vanuit het Kifid:
https://www.kifid.nl/kifid-deel-klachten-over-rente-op-doorlopend-krediet-voorlopig-aangehouden/
De deskundigenrapportage:
https://www.kifid.nl/wp-content/uploads/2020/02/Deskundigenrapportage-2019-005C.pdf
De marktcijfers van het CBS zoals bijgehouden tot en met 2013:
https://opendata.cbs.nl/statline/#/CBS/nl/dataset/70699ned/table?ts=1602229999110
De DNB-cijfers: