28 oktober 2020
Is er nog hoop voor de CCD?
Voor de herziening van de Europese Richtlijn Consumentenkrediet, de ‘CCD’, hebben het ministerie van Financiën en de AFM een ‘Non-paper’ opgesteld in reactie op het inception impact assessment van de Europese Commissie. De doelstellingen van de Commissie bij de herziening zijn een verbeterde consumentenbescherming en het bevorderen van een gelijk speelveld voor kredietaanbieders.
Wat is de Nederlandse inzet richting de Commissie?
De ambitie van de Commissie om de regelgeving te versterken, stroomlijnen en moderniseren wordt door Nederland ondersteund. De aanpassing van de Richtlijn kan volgens de Nederlandse inbreng zorgen voor een toekomstbestendige regulering die leidt tot betere bescherming van consumenten en een gelijk speelveld voor kredietaanbieders.
In de Nederlandse inbreng wordt gesteld dat de huidige CCD niet leidt tot de optimale behartiging van belangen voor consumenten en aanbieders. Dit heeft erin geresulteerd dat lidstaten individueel verschillende wet- en regelgeving introduceren in aanvulling op de CCD. De vergaande conclusie in de Nederlandse inbreng is dan ook dat het gelijke speelveld voor kredietaanbieders wordt ondermijnd door lokale wet- en regelgeving. Dit is m.i. een terechte constatering. De versterking van de interne markt voor consumptief krediet, die mede werd beoogd door de CCD, is niet van de grond gekomen.
In de praktijk heeft de CCD slechts geleid tot een extra laag van wetgeving; vooral in de vorm van voor de consument ondoorgrondelijke verplichte standaardinformatie. Aan de ‘interne markt’ wordt door aanbieders voornamelijk invulling gegeven door via lokale vestigingen krediet aan te bieden in de betreffende markt. Verschillen in wet- en regelgeving maken het in de praktijk onmogelijk om vanuit 1 lidstaat de volledige Europese markt te bedienen.
Wil Nederland het gelijke speelveld daadwerkelijk bevorderen?
De Nederlandse inbreng stelt verschillende aanscherpingen voor in de CCD. Er wordt aangegeven dat de verbreding van de scope naar kredieten tot 200 Euro een nuttige aanpassing kan zijn. Verder wordt ingezet op een verheldering van het begrip ‘totale kosten van het krediet’. Gedragsinzichten kunnen worden gebruikt om de informatieverstrekking toegankelijker te maken. Nederland toont zich in de reactie voorstander van het introduceren van het principe dat de keuze-omgeving voor consumenten zodanig wordt ingericht dat niet wordt gestuurd naar hoge kredieten en lange looptijden. Ten aanzien van kredietwaardigheidstoetsing wordt voorgesteld om algemene standaarden en principes vast te leggen in de CCD. In dit kader worden de EBA-richtlijnen genoemd als inspiratie. Nederland toont zich voorstander van het opnemen van een verplichting voor de lidstaten in de CCD om een passende maximale kredietvergoeding vast te stellen. Als alternatief wordt geopperd om een maximale kredietvergoeding op te nemen in de CCD, waarbij de lidstaten kunnen kiezen voor een lager niveau. De mogelijkheid om de CCD aan te vullen met verplichtingen rond financiële educatie, adviesverplichtingen voor specifieke consumenten en verplichtingen in het kader van economische crisissituaties worden niet ondersteund. De Nederlandse inbreng onderkent het belang van de betreffende aspecten, maar benadrukt dat een lokale aanpak meer gewenst is.
Ondanks het gesignaleerde gebrek aan een gelijk speelveld blijft de Nederlandse inbreng gericht op de mogelijkheid voor lidstaten om strengere aanvullende regels te stellen. Het beoogde gelijke speelveld komt op basis van deze inzet uiteraard niet dichterbij. Voorzienbaar is dat de verschillende lidstaten allemaal op andere deelgebieden mogelijkheden zullen bedingen om lokaal strengere of alternatieve eisen te kunnen formuleren. Het eindresultaat laat zich eenvoudig voorspellen: meer regels en nog meer ruimte voor uitzonderingen van de lidstaten.
Zolang geen sprake is van volledige Europese harmonisatie van essentiële elementen als kredietwaardigheidstoetsing, maximale kredietvergoeding en informatievoorziening, is de interne Europese markt voor consumptief krediet een wassen neus. De visies in de lidstaten ten aanzien van het gewenste niveau van consumentenbescherming bij consumentenkredieten liggen simpelweg te ver uiteen om een CCD vast te stellen die daadwerkelijk leidt tot een interne markt.
Tegen deze achtergrond verdient het aanbeveling om aanpassingen in de CCD zo veel mogelijk te beperken. De nadruk zou hierbij moeten liggen op het vereenvoudigen en toegankelijker maken van de verplichte precontractuele informatie. Niet alleen bij de inhoud, maar zeker ook bij de vorm waarin die beschikbaar kan worden gesteld.
Relevante Achtergrondinformatie: